De Cock en de ontgoochelde dode [Albert Cornelis Baantjer] (fb2) читать постранично, страница - 28


 [Настройки текста]  [Cбросить фильтры]

en wreef met een slip van zijn overhemd de glazen schoon. ‘U wéét,’ zei hij bedaard, ‘dat de conclusie juist is. Mabel Paddington zag de vermoorde Marcel… én ze zag zijn moordenaar.’

‘Wat?’

‘Ze zag zijn moordenaar,’ herhaalde Robert d’Hovenier uiterst rustig, ‘en vergiste zich in de persoon. Ze dacht dat ze mij zag, maar ze zag de enige man die in de verte wel wat op mij lijkt… oom Charles.’

‘Heb je hem weggebracht?’

Vledder trok wat wild zijn jas uit. ‘Ik heb hem op de Keizersgracht uit de wagen gesjord. Ik heb met zijn sleutel de buitendeur opengemaakt en ik heb hem zelfs de trap op gebracht naar zijn kamer.’

‘Mooi.’

Vledder snoof. ‘Ik leek wel een bediende in vaste dienst.’ ‘Dat is niets bijzonders,’ zei De Cock, breed grijnzend. ‘Je hebt als politieman nu eenmaal een dienende taak. Het was bovendien niet meer dan een staaltje van onze plicht dat we die Robert thuisbrachten. Je kunt een man die je voor dronkenschap hebt opgepakt, niet weer een uurtje later zonder meer de straat op schoppen. Dat is gewoon onbehoorlijk.’

Vledder bromde: ‘Zo dronken was hij niet. Ik vond dat hij vanavond heel verstandige dingen zei. Ik heb me altijd al afgevraagd hoe Mabel Paddington ertoe kwam om Robert d’Hovenier van moord te beschuldigen. De verklaring die hij daarvoor gaf, lijkt me heel plausibel. Ik vind dat we oom Charles eens nader aan de tand moeten voelen.’

De Cock stond van zijn stoel op. ‘Je moet natuurlijk wel bedenken dat Roberts gedachte dat de moord verband zou houden met de financiële manipulaties van zijn oom, maar een slag in de lucht is. Charles d’Hovenier is een beursman.’

‘Jij gelooft er dus niet in?’

‘Het is heel goed mogelijk dat oom Charles Tjeerd Talema vermoordde. En het is zelfs mogelijk dat Mabel Paddington daarvan op een afstand getuige is geweest, al begrijp ik nog niet hoe. Maar geloof me, onze Tjeerd Talema werd niet vermoord omwille van oom Charles’ financiële manipulaties. Hij werd vermoord om hetgeen in Zoetekamp gebeurde.’

Vledder keek naar hem op. ‘Maar wat heeft de familie d’Hovenier met Zoetekamp te maken?’

De grijze speurder wreef met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken. Het was een duidelijk teken van vermoeidheid. ‘Dat is een heel goede vraag,’ zei hij loom. ‘Daar moet je maar eens een nachtje over slapen.’ Hij wees naar de klok in de recherchekamer. ‘Het is al twee uur. Leg morgen maar beslag op rechercheur Van Dijk. Probeer met z’n tweeën achter de verblijfplaats van Mabel Paddington te komen. Ze moet toch ergens te vinden zijn! Het wordt waarachtig tijd dat ze ons eindelijk eens vertelt wat ze heeft gezien.’

‘En jij?’

‘Ik ga naar Utrecht.’

‘Wat moet je daar doen?’

‘Tjeerd Talema trouwde daar met ene Alida van Soomeren, herinner je je nog?’

‘Dat kun je ook telefonisch bevestigd krijgen.’

De Cock schudde het hoofd. ‘Het gaat me niet om de bevestiging. Die heb ik al. Ze trouwden op 16 september. Ik heb een kopie van de trouwakte aangevraagd.’

‘Wat moet je dán?’

‘Ilona van Corstanje uit Zoetekamp schreef haar Tjeerd in Utrecht brieven…’

Het gezicht van Vledder verhelderde.

En het adres waaraan ze haar brieven zond, heb je van haar gekregen.’

De Cock knikte met een grijns. ‘Zo is het. En ik hoop,’ zei hij met lichte spot, ‘dat er nog mensen zijn die het prille geluk van de jonggehuwden van nabij hebben gadegeslagen.’

Zijn hoedje nonchalant achter op het hoofd, de handen diep in de zakken van zijn regenjas, slenterde De Cock op zijn gemak vanuit de Warmoesstraat door de Oudebrugsteeg. Hij had het aanbod van de jonge Vledder om hem met de dienstauto thuis te brengen afgeslagen. Hij ging te voet. De ervaring had hem geleerd dat hij wandelend zijn gedachten het best kon ordenen. En dat was nodig. Het was ongeveer een week geleden dat ze de drenkeling uit het water van de gracht hadden gevist. Sindsdien was er veel gebeurd. Het slopende onderzoek naar de identiteit van de man had veel tijd gevergd en de achtergronden vertroebeld. Ondanks dat had hij het gevoel dat de zaak van de ontgoochelde dode zijn einde naderde. Als hij morgen in Utrecht…

Plotseling had hij het gevoel dat iemand hem volgde. Zonder zijn tred te veranderen, stapte hij door en stak het Damrak over richting Nieuwendijk. Intens luisterde hij naar de voetstappen. Ze waren niet ver van hem verwijderd. In de Kolksteeg versnelde hij zijn pas. Hij kende in de omgeving elke steeg, elk portiek, elke deur. Bij het oude korenmetershuisje sloeg hij rechtsaf en sprintte om het gebouwtje als in zijn beste jaren. Bij de voorlaatste hoek bleef hij hijgend staan. In de Kolksteeg schoof een man onder de hanglamp door. Hij herkende hem onmiddellijk. Voorzichtig ging hij achter hem aan. Midden op het pleintje van de Nieuwezijds Kolk bleef de man staan en keek verward om zich heen. De Cock liep langzaam op hem toe, zijn gezicht geplooid in een brede glimlach. ‘Goedenavond, dokter Hoekstra.’

21

‘U was plotseling verdwenen.’

De Cock grinnikte. ‘U moet ook geen rechercheurs achtervolgen.’ Hoekstra trok een ernstig gezicht. ‘Ik wilde u spreken. Ik had u thuis willen opzoeken, maar ik wist uw adres niet. Aan de wachtcommandant in de Warmoesstraat heb ik toen gevraagd waar ik u kon bereiken. Hij zei dat u nog steeds op het bureau was.’

‘Waarom bent u toen niet naar de recherchekamer gekomen?’ De jonge dokter glimlachte wat verlegen. ‘Ik heb buiten gewacht. Ik wilde u niet in het politiebureau ontmoeten. Ik wilde u spreken als mens… niet als rechercheur.’

De Cock keek hem strak aan. ‘Ik ben mens… en rechercheur.’ Hoekstra zuchtte. ‘Het was niet mijn bedoeling u te kwetsen. Het is een gevoelskwestie. Wanneer ik u in het politiebureau had opgezocht, dan had mijn bezoek — zo voel ik dat — een officieel tintje gekregen. En juist dat officiële wilde ik vermijden.’ De Cock knikte begrijpend. ‘U wilt een informeel gesprekje.’ ‘Zoiets, ja.’

‘Laten we vast in de richting van mijn huis lopen. Zoveel nachtrust is mij niet gegund.’

Ze staken schuin de Nieuwezijds Voorburgwal over en sloegen rechtsaf de Korte Lijnbaanssteeg in. De Cock keek zo nu en dan opzij. Hoekstra keek strak voor zich uit en trok nerveus aan zijn sigaret. Hij wist kennelijk niet goed hoe te beginnen. ‘Wanneer denkt u de zaak af te sluiten?’

‘Als ik de moordenaar van Tjeerd heb gearresteerd.’ ‘Kan dat nog lang duren?’

De Cock schudde langzaam het hoofd. ‘Het is een kwestie van bewijs.’

‘En dat hebt u niet?’

‘Nog niet voldoende.’

‘U kent de achtergronden?’

De Cock glimlachte. ‘Ik weet wat er in Zoetekamp is gebeurd. Wanneer ik de officier van justitie inlicht, zal hij zeker het zogenaamde graf van Tjeerd Talema laten openen.’

‘En dat betekent?’

‘Uw arrestatie.’

‘U hebt justitie nog niet ingelicht?’

‘Zelfs mijn commissaris niet. Ik ben nogal laks in die dingen.’ Ze waren inmiddels via de Lijnbaanssteeg en de Blauwburgwal op de Keizersgracht gekomen. De Cock trok de kraag van zijn jas omhoog. De avondlucht was kil.

‘Hoe stierf Tjeerd?’

‘Iemand sloeg hem zijn hersens in.’

‘Waar?’

De Cock wees voor zich uit. ‘Hier ergens in de directe omgeving, schat ik. Ze gooiden zijn lichaam in een gracht.’ Dokter Hoekstra staarde bedroefd voor zich uit. ‘Arme Tjeerd. Hij had zulke grote verwachtingen.’

‘Was ze een mooie vrouw?’

‘Wie?’

‘A lida va n Soomeren.’

‘Ik heb haar persoonlijk nooit ontmoet. Ik ken haar alleen door Tjeerd. Hij was volkomen in haar ban… raakte niet over haar uitgesproken. Volgens hem was ze de schoonste vrouw aller tijden. Bij haar vergeleken was Helena van Troje nog lelijk. Hij beschreef haar als een vrouw om…’

‘…om voor te sterven.’

De dokter keek naar de rechercheur op. ‘Dat klinkt achteraf wat cynisch. Tjeerd stierf voor haar zelfs tweemaal.’

Een tijdlang liepen ze zwijgend voort, ieder verzonken in gedachten. Op de brug naar de Brouwersgracht bleef De Cock staan. Hij steunde met zijn armen op de brugleuning en keek naar beneden. Er werd gespuid. Het water stroomde zachtjes langs de pijlers. Hij draaide zich weer om en keek naar de jonge dokter. ‘Zonder uw medewerking was de maskerade in Zoetekamp niet mogelijk geweest.’

‘Dat weet ik.’

‘Waarom liet u zich tot dat macabere spel verleiden?’ Hoekstra trok zijn schouders op. ‘Vriendschap en hebzucht… of hebzucht en vriendschap. U mag de volgorde zelf kiezen. Ik weet achteraf echt niet meer waar het accent lag.

Mijn